Stap 4. Toepassing MKS
In deze stap wordt het MKS toegepast in de praktijk. Centraal staan de vier fasen met kind & gezin: Verwijsboom, Hulpbehoeftescan, één overkoepelend Zorgplan, Beslisboom. De Hulpbehoeftescan inventariseert ondersteuning op vier leefdomeinen: medisch, ontwikkeling, sociaal, veiligheid. Per kind & gezin wordt gekeken of de inzet van een zorgcoach nodig is.
Als je aan de slag wilt met de Toepassing MKS, ga naar Doen, Overwegen en Laten. Je leest hieronder wat je kunt gaan doen.
Doen, Overwegen en Laten bij Toepassing MKS
Hoe organiseer je de kinderverpleegkundige zorg volgens de methodiek van het MKS? Dat doe je in vier fases: Verwijsboom, Hulpbehoeftescan, Zorgplan kind & gezin, Beslisboom (zie de toolkit).
DOEN
Wat is verstandig om sowieso te doen? Uit onze ervaring, opgedaan door organisaties die al (gedeeltelijk) met MKS werken, weten we dat de volgende acties cruciale succesfactoren zijn:
Gebruik de MKS-materialen uit de toolkit MKS. Hierin vind je alles over het MKS zoals:
- Folders voor ouders en professionals
- Een infographic over MKS
- MKS-handreikingen
- De kwaliteitsstandaard
- Een MKS-animatie
- Een filmpje over MKS in de praktijk
Gebruik de kwaliteitsstandaard Het zieke kind die verpleegkundige zorg nodig hebben in eigen omgeving. Hierin zijn negen uitgangsvragen uitgewerkt. In de kwaliteitsstandaard lees je per vraag wat je beslist moet doen (DOEN), wat je kunt overwegen (OVERWEGEN) en wat je beter niet kunt doen (LATEN):
1. Aan welke kind- en gezinsgerichte kwaliteitscriteria moet de zorg voldoen voor kinderen die in de eigen omgeving kinderverpleegkundige zorg nodig hebben?
Lees de DOEN-OVERWEGEN-LATEN in de kwaliteitsstandaard (pag. 11/12)
2. Aan welke wensen en behoeften van het gezin en zorgverleners moet de voorbereiding op de overgang naar de eigen omgeving voldoen?
Lees de DOEN-OVERWEGEN-LATEN in de kwaliteitsstandaard (pag. 20/21)
3. Welke kennis, competenties en attitude moet een indicatiesteller hebben om samen met het kind en gezin te komen tot een indicatie die aansluit bij hun behoeften?
Lees de DOEN-OVERWEGEN-LATEN in de kwaliteitsstandaard (pag. 31)
4. Aan welke wensen en behoeften van het gezin en zorgverleners moet de coördinatie van de zorg voor het zieke kind en gezin in de eigen omgeving voldoen?
Lees de DOEN-OVERWEGEN-LATEN in de kwaliteitsstandaard (pag. 39)
5. Waar moet het ‘Overkoepelend zorgplan van het kind en gezin’ aan voldoen zodat dit aansluit bij de behoeften van het kind en gezin?
Lees de DOEN-OVERWEGEN-LATEN in de kwaliteitsstandaard (pag. 44/45)
6. Welke organisaties en disciplines zijn betrokken bij de kinderverpleegkundige zorg in de eigen omgeving en waar moet de samenwerking aan voldoen?
Lees de DOEN-OVERWEGEN-LATEN in de kwaliteitsstandaard (pag. 55/56)
7. Welke voorwaarden in de organisatie van zorg zijn nodig om te zorgen voor continuïteit in de verpleegkundige zorg aan het zieke kind en gezin in de eigen omgeving?
Lees de DOEN-OVERWEGEN-LATEN in de kwaliteitsstandaard (pag. 62)
8. Hoe is de verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen de hoofdbehandelaar en de kinderverpleegkundige(n)?
Lees de DOEN-OVERWEGEN-LATEN in de kwaliteitsstandaard (pag. 67)
9. Welke extra kennis en competenties en specifieke attitude heeft de kinderverpleegkundige nodig voor het verlenen van kinderverpleegkundige zorg in de eigen omgeving van het zieke kind en gezin?
Lees de DOEN-OVERWEGEN-LATEN in de kwaliteitsstandaard (pag. 72)